Santillana del Mar, middeleeuwse pracht

Er wordt gezegd dat de naam van het Cantabrische stadje Santillana del Mar drie leugens bevat. Het is niet heilig (´santa'), het is niet vlak (´llana´) en het ligt ook niet bij zee ('del mar'). De naam komt dan ook van Santa Illana (de heilige Juliana), van wie in het Benedictijnerabdij 'Colegiata Santa Juliana' (zie foto boven) de reliquieën worden bewaard.

Prehistorisch verleden
Het stadje ademt vooral verleden uit en je kunt dan ook best wel zeggen dat het dat heeft. De omgeving van Santillana del Mar werd al in de prehistorie bewoond, wat duidelijk is geworden door opgravingen. Het beste voorbeeld zijn echter de nabij liggende >>grotten van Altamira, die in 1879 werden ontdekt. Ze werden door de archeoloog Henri Breuil (1877-1961) de 'Sixtijnse kapel van de paleolithische kunst' genoemd. Tegenwoordig is er een museum met replica's, zodat het grote publiek de hoogstaande grotschilderingen van tussen 14.000 en 20.000 v. Chr. kan zien zonder dat de originelen verloren gaan.

De opkomst van het 'Colegiata'
Santillana del Mar als gemeente heeft haar oorsprong in de Middeleeuwen. Het groeide rondom het klooster van de heilige Juliana uit. Volgens een legende werden de reliquieën van deze heilige, terechtgesteld in het jaar 870 in wat tegenwoordig Turkije is, in de negende eeuw door enkele monniken er naartoe overgebracht. Rond 980 had het klooster zich geconsolideerd, vooral dankzij donaties van gelovigen. Bovendien was het een tussenstation van een zijweg van de Weg van Santiago geworden, waar jaarlijks vele pelgrims voorbijkwamen. In 1045 ontving het zich uitspreidende stadje van Fernando I een geschrift met wetten en normen voor de samenleving. In die tijd werd het klooster een 'Colegiata' (college) en ontving het bepaalde privileges en schenkingen van diverse Castiliaanse koningen. Ook dankzij de steun van de plaatselijke adel kon Santillana zich ontwikkelen als de belangrijkste gemeente van dat moment in het gebied. In 1209 verleende Alfonso VIII Santillana del Mar stadsrechten.

De opkomst van de stad Santillana del Mar
Tijdens de dertiende eeuw verviel de kerkelijke macht van Santillana doordat het 'Colegiata' onder de diocese van Burgos kwam te vallen. Vreemd genoeg was dat het moment van de ontwikkeling van het stadje zelf. Rondom de 'Plaza Mayor' of de Markt (tegenwoordig het plein van Ramón Pelayo) en de 'Torre de Merino' werd in die periode flink gebouwd. Maar de rijkdom, die het gehad moet hebben, is het beste af te lezen aan de paleizen en torens, die in de veertiende en vijftiende eeuw oprezen.

De markiezen van Santillana
In 1445 verleende koning Juan II voor het eerst een heerschap over het stadje aan de familie Mendoza als Markiezen van Santillana, iets wat aanvankelijk door de abt van het klooster niet aanvaard werd. Daarmee verviel de koninklijke bescherming, met als gevolg een verval van bloei van het stadje. Pas in 1509 accepteerde de abt de heerschappij van de Markiezen van Santillana, ook Heren van >>Buitrago de Lozoya en Graven van >>Real de Manzanares. Dit ging echter niet zonder strijd. Met deze aanvaarding beoogde de abt de religieuze macht van de gemeente te herstellen. Echter, de fout werd gemaakt om Santillana del Mar niet te betrekken bij de zg. 'Pleito de los Nueve Valles', een belangrijk proces tussen 1544 en 1581, die de geschiedenis van het gebied zou bepalen. Het was het begin van de onafhankelijkheid van negen gebieden binnen Asturiës en zou het begin zijn van de politieke eenheid die nu Cantabrië heet. Omdat Santillana niet deelnam aan het proces raakte het op een zijspoor.

Nieuwe bloei
Ondanks dat zou het stadje, dankzij de rijkdommen die uit Amerika kwamen in de zeventiende eeuw opnieuw in bloei komen. Zo werden aan het eind van de zestiende en gedurende de zeventiende eeuw de meerderheid van de huizen gebouwd, die nu nog in Santillana te zien zijn. Over het algemeen hebben die huizen een zelfde bouwplan: twee verdiepingen, een open ruimte aan de voorkant, een grote kraal aan de achterkant, gietijzeren of houten balkonnetjes en adellijke blazoenen van steen aan de facades. De stijl is barok. Buiten de bebouwde kom zijn nog religieuze gebouwen aanwezig uit dezelfde tijd, zoals het domenicaanse klooster van Regina Coeli, de 'San Ildefonso', de 'Hospedería de Peregrinos y Transeúntes' (herberg voor pelgrims), het'Hospital de la Misericordia' en het 'Hospital de San Lázaro de Mortera' (beide ziekenhuizen op godsdienstige basis).